Ontmoetingen I

Auteur Marijke A. Deege

Ontmoetingen kunnen verrassend zijn, onverwacht, bijzonder, een ontmoeting kan zelfs je leven veranderen, maar dit was een ontmoeting met een vreemde nasmaak.

Achterin de beeldentuin hoorde ik de buitenbel van de telefoon. Hollen naar het atelier, want na de zesde rinkel krijgt de beller een telefonische boodschap te horen. Net op tijd nam ik op.

'Kennie ook voor een graf iets maken?'
Ik onderdrukte de neiging om te vragen:'Kommie uit Rotterdam ofsow?' Het onderwerp leek me echter ernstig en ik antwoordde: 'Ik maak vaak grafmonumenten, mevrouw.'
'O ja, da's mooi. Kennen we kommen kaiken en effe wat praten? Het gaat om onze zoon die is gestopt met roken en nou zoeken we iemand die zo'n monumentje, u weet wel, op z'n graf ken maken.'
Gestopt met roken een Rotterdamse uitdrukking voor te zijn overleden.
'We kunnen een afspraak maken, als u dat wilt?'
'Ken het niet daarlijk?'
'Natuurlijk, vanaf twee uur ben ik thuis.' Ik wilde de vrouw de weg naar mijn huis uitleggen, maar dat hoefde niet hun dochter reed.

De torenklok had net twee galmende slagen laten horen toen er hard aan de voordeurbel werd getrokken. Ik bereidde me voor op een ontmoeting met diepbedroefde mensen, althans ik had daar een beeld bij, maar dat was omschakelen.

De welgevormde vrouw met diep decolleté, felrood gestifte lippen, dito vinger-en teennagels, opgestoken geblondeerd haar, strakke rok en op heel hoge hakken, zei dat ze van het telefoontje waren.
Vrouw, man en dochter ging ik voor naar het atelier. Ze keken daar wat rond, zeiden nog niet veel en toen ik hen thee of koffie aanbood, werd het koffie.

'Hebbie niks staan waaruit we kennen kiezen?'
'Grafmonumenten maak ik op maat, heel speciaal voor de opdrachtgever, daar is nooit een tweede van. Een monument voor de nabestaanden om de dode te gedenken. Als u wilt, maak ik voor u een ontwerp.'
'En dan horen we ook wat het kost? Het mag wel wat kosten hoor. We hadden alles voor 'em over.'

Ik vroeg hen wat te vertellen over hun zoon en of ze een idee hadden wat het monument voor hem moest voorstellen.
'Nou kaik', nu kreeg de man het woord,'onze zoon kon niet van de plantjes afblaiven, als u begraipt wat ik bedoel. We hebben 'em alle liefde gegeven, daar lag het niet an. En met een diepe zucht: 'Dat boek zullen we nooit uit hebben.'
'We zagen hem naar de bliksem gaan en we konden er niks aandoen. Vreeslijk, toch.' De vrouw diepte uit haar krokodillenleren tas een zakdoek op.
Wat een verdriet, inderdaad een boek dat ze nooit kunnen dichtdoen, dacht ik.

'Hij ging met verkeerde vrienden om,' de dochter mengde zich in het gesprek, 'maar jullie gaven hem steeds opnieuw geld om die drugs te kopen.' Het verwijt torende hoog tegen haar ouders op.
'Meid, als we het niet gaven wat dan ja? Denkis effe na ja, wil je. Dan ging die broer van jou stelen, ja toch?

Een familieconflict, en om het bij de zaak zelf terug te brengen, vroeg ik: 'Wat zou u graag op zijn graf zien?'
Of het ingestudeerd was zeiden man en vrouw gelijktijdig: 'Een wietblad, hij had een tatoeage waar hij nogal groos mee was.'
Ze lieten me een foto van zijn onderarm zien.


EEN WIETBLAD! Dat wat uiteindelijk zijn dood werd, wilden zijn ouders op zijn graf? Ik probeerde zo neutraal mogelijk naar die foto te kijken.

Ze gingen de deur uit met de afspraak dat ik een grafmonument zou ontwerpen zoals zij dat graag zagen. Het zeven- of negenvingerige gekartelde wietblad is mooi om te zien. De zorg van de ouders. Ik wist al snel hoe het ontwerp eruit moest zien. Twee opstaande stenen die in een omarmende boog een vrijstaand wietblad van brons omsloten. Vijf dagen na hun bezoek belde ik op in de veronderstelling dat zij blij zouden zijn dat ik het zo snel kon laten zien.
'Ik heb het ontwerp voor u klaar en ik denk dat u het mooi zult vinden.'
'Oh hebbie wat gemaakt, maar we hebben al iets gevonden. Het is niet meer nodig.'

Om het maar op z'n Rotterdams te zeggen: 't Is toch niet te geloven dat zoiets ken gebeuren, toch?